Participatieladder
Een klantmanager stelt de trede op de Participatieladder vast samen met de klant. Voor het invullen van de benodigde gegevens heeft een klantmanager maximaal vijf minuten nodig. Voor het bepalen van de trede is een stroomschema ontwikkeld (zie hieronder). De ervaring leert dat klantmanagers dit al vrij snel niet meer nodig hebben.
De Participatieladder onderscheidt zes niveaus van economische participatie: sociaal geïsoleerd, informele sociale contacten, deelname aan georganiseerde activiteiten, onbetaald werk, betaald werk met ondersteuning en betaald werk zonder ondersteuning. Middels maximaal 10 vragen kan worden vastgesteld wat het huidige participatieniveau (vijf vragen) en het groeipotentieel (vijf vragen) van iemand is. Het groeipotentieel kan worden vastgesteld over een bepaalde periode, bijvoorbeeld in het komende jaar.
Stroomschema ParticipatieladderDe ladder kan worden gebruikt om de outcomes van een bepaald traject of een bepaalde interventie vast te stellen. Aan het begin van het traject wordt vastgelegd op welk niveau iemand zich bevindt en wat haalbaar is voor deze persoon. Aan het eind wordt opnieuw gekeken hoe deze persoon ervoor staat. Zo wordt zichtbaar of de participatie is verhoogd. Dit kan zowel worden gedaan op individueel/projectniveau en op gemeenteniveau.
Er zijn geen kosten verbonden aan het gebruik van de vragen of de Participatieladder en er is geen specifieke training of certificering voor nodig. Het is mogelijk de ladder aan te passen, maar gezien het streven te komen tot één gemeenschappelijke maat van participatie wordt dit niet aangeraden.
In 2011 gebruikten 49 gemeenten in Nederland het instrument. Een deel van hen gebruikte het instrument om collegetargets te stellen, bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam. Het is onduidelijk hoeveel er nu gewerkt wordt met de Participatieladder.
De Participatieladder is vooral gericht op de economische participatie van mensen en minder op de maatschappelijke participatie.
In opdracht van en samen met de twaalf gemeenten en de VNG heeft Regioplan Beleidsonderzoek de Nederlandse Participatieladder ontwikkeld. De ladder is ontwikkeld voor beleidsdoeleinden: gemeenten kunnen met de participatieladder de participatie-effecten van het participatiebeleid in de breedte volgen, en ook de effecten van afzonderlijke instrumenten (re-integratie-, inburgerings- of educatie-instrumenten).
Er is geen informatie beschikbaar over de psychometrische eigenschappen van de Participatieladder.
Gent, M. J. van, Horssen, C. P. van, Mallee, L., & Slotboom, S. T. (2008). De participatieladder. Meetlat voor het participatiebudget. Eindadvies. Amsterdam, Nederland: Regioplan.
Zie voor een helder overzicht een publicatie van het VSB fonds.
Verder is enige achtergrondinformatie te vinden in het document Meetinstrumenten en monitoren sociaal domein, opgesteld door Movisie en het Transitiebureau Wmo.
Overige bronnen:
- Regioplan (2009). De participatieladder getest. Ervaringen van zes gemeenten. Amsterdam, Nederland: Regioplan.
Het gebruik van het instrument wordt in 2010 aan gemeenten aanbevolen door de VNG. Hierin staat ook vermeld dat met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is afgesproken dat de tredeposities op de Participatieladder een op een mogen worden overgezet bij het invullen van de verplichte Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG).
Deze beschrijving is opgesteld door Thijs van den Enden van de redactie van de Wat werkt studio. Deze beschrijving is nog niet geverifieerd door de eigenaar van het instrument.
Divosa: info@divosa.nl